Uitspraak
11 maart 2015, 14/3624 (aangevallen uitspraak)
mr. M.J.H.H. Fuchs.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellante, die als orderpicker werkte, was sinds 24 april 2009 arbeidsongeschikt door rugklachten. Het Uwv had vastgesteld dat zij per 22 april 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellante heeft meerdere keren bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar deze werden steeds ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellante. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, maar de Centrale Raad van Beroep volgde de rechtbank in haar oordeel. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medische oordeel van de verzekeringsartsen en dat appellante medisch in staat was om de voorbeeldfuncties te vervullen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.