ECLI:NL:CRVB:2017:1778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet ontvankelijk wegens onvoldoende procesbelang en bijzondere bijstand voor woninginrichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 23 april 2015 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting. De eerste aanvraag werd afgewezen omdat het college van mening was dat de kosten voorzienbaar waren en de appellant had moeten reserveren. Na een tweede aanvraag werd appellant alsnog bijzondere bijstand toegekend, maar de Raad moest beoordelen of er nog voldoende procesbelang was voor het hoger beroep.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de tweede aanvraag beter onderbouwd was en dat het college uit coulance de bijzondere bijstand had verleend. De Raad oordeelde dat, omdat de appellant de gevraagde bijstand uiteindelijk had ontvangen, er geen feitelijke betekenis meer was aan een uitspraak over de kosten van woninginrichting. De Raad concludeerde dat appellant onvoldoende procesbelang had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De uitspraak van de Raad werd gedaan door A. Stehouwer, met A. Mansourova als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.