ECLI:NL:CRVB:2017:1812
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na verhuizing zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die in augustus 2013 naar Nederland was gekomen, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting na een verhuizing. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die de afgifte van bijzondere bijstand rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat de kosten van woninginrichting in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan en dat bijzondere bijstand alleen kan worden verleend als er sprake is van bijzondere omstandigheden.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante van 4 juni 2015 tot en met 26 juli 2015 bijstand ontving, maar dat zij vanaf 27 juli 2015 inkomen uit arbeid had dat boven de bijstandsnorm lag. Na haar verhuizing naar een zelfstandige woonruimte ontving zij weer bijstand, maar de kosten voor woninginrichting waren volgens het college voorzienbaar. De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een plotselinge verhuizing die bijzondere bijstand rechtvaardigde. De verklaring van de gezinsmanager en de verklaring van de zoon van de tante bij wie appellante tijdelijk verbleef, ondersteunden het standpunt van het college. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.