ECLI:NL:CRVB:2017:185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Medemblik ongegrond werd verklaard. Het college had eerder het bezwaar van appellant tegen een verzoek om aanvullende gegevens met betrekking tot zijn aanvraag voor bijzondere bijstand niet-ontvankelijk verklaard. Appellant ontving op dat moment algemene bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had bijzondere bijstand aangevraagd voor griffierecht. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 22 november 2016 was appellant niet aanwezig, maar het college werd vertegenwoordigd door mr. A.D. Weber. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellant met zijn hoger beroep geen procesbelang meer heeft, aangezien het college hem inmiddels volledig tegemoet is gekomen in zijn verzoek om bijzondere bijstand. De Raad benadrukt dat voor het aannemen van procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er ook daadwerkelijk een resultaat moet zijn dat voor de indiener van betekenis kan zijn. Aangezien het college het verzoek van appellant heeft ingewilligd, is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak werd gedaan door R.H.M. Roelofs, met L.V. van Donk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2017. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.