ECLI:NL:CRVB:2017:1950

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
16/1902 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen aanmelding als wanbetaler en bestuursrechtelijke premie door CAK

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank de beroepen van appellant tegen verschillende besluiten van het CAK ongegrond dan wel niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant, die door zijn zorgverzekeraar N.V. Univé Zorg als wanbetaler is aangemeld, heeft hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van het CAK die hem een bestuursrechtelijke premie opleggen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat CAK, sinds de wijziging van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2017, de bevoegdheden heeft overgenomen van het Zorginstituut Nederland. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de aanmelding als wanbetaler en de daaropvolgende besluiten van het CAK en het CJIB. De Raad concludeert dat er geen bezwaar bij CAK en beroep bij de bestuursrechter mogelijk is tegen de aanmelding als wanbetaler en de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van griffier B. Dogan, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2017.

Uitspraak

16/1902 ZVW, 16/1903 ZVW, 16/1905 ZVW, 16/1906 ZVW, 16/1907 ZVW, 16/2617 ZVW, 16/2618 ZVW en 16/2619 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van
8 maart 2016, 15/2127 (aangevallen uitspraak 1), 14/6571 en 14/6233 (aangevallen uitspraak 2), 18 maart 2016, 15/2943 en 15/2944 (aangevallen uitspraak 3) en 23 maart 2016, 14/8445 tot en met 14/8447 (aangevallen uitspraak 4)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

Datum uitspraak: 31 mei 2017
PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze, gelet op de Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en andere wetten in verband met de overgang van een aantal taken van Zorginstituut Nederland naar CAK (Stb. 2016, 173), de bevoegdheden uit die voorheen door het Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraken hoger beroep ingesteld.
CAK heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017. Appellant is – met voorafgaand bericht – niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulder en door mr. A. Dijkstra, werkzaam bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 7 mei 2014 heeft CAK aan appellant bericht dat hij door zijn zorgverzekeraar N.V. Univé Zorg is aangemeld als wanbetaler in de zin van de Zvw. Daarom is hij vanaf mei 2014 een bestuursrechtelijke premie verschuldigd.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 1 september 2014 (bestreden besluit 1) heeft CAK het bezwaar van appellant tegen het besluit van 7 mei 2014 deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
1.3.
Bij besluit van 19 mei 2014 heeft de algemeen directeur van het CJIB aan appellant bericht dat CAK op grond van artikel 18f, zesde lid, van de Zvw opdracht heeft gegeven om de aan appellant te betalen zorgtoeslag te laten uitbetalen aan het CJIB.
1.4.
Bij besluit van 31 juli 2014 (bestreden besluit 2) heeft de algemeen directeur van het CJIB het bezwaar tegen het besluit van 19 mei 2014 ongegrond verklaard.
1.5.
Bij beslissingen op bezwaar van 2 en 23 april 2014, 30 oktober 2014 en 5 december 2014 (bestreden besluiten 3 tot en met 8) hebben CAK en/of de algemeen directeur van het CJIB de bezwaren tegen onder meer het in rekening brengen van de bestuursrechtelijke premie, daarop volgende betalingsherinneringen, het doorsturen van brieven door CAK naar het CJIB en de uitnodiging voor een hoorzitting niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond, dan wel niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen bezwaar bij CAK en beroep bij de bestuursrechter mogelijk is tegen de aanmelding als wanbetaler en het besluit over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie. Wat betreft de heffing van het griffierecht heeft de rechtbank als volgt geoordeeld. Op grond van artikel 8:41, derde lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is eenmaal griffierecht verschuldigd indien het betreft een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit. Volgens de rechtbank vindt deze regel hier geen toepassing, reeds omdat in de voorliggende beroepen sprake is van meerdere afzonderlijke beroepschriften. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar de uitspraak van de Raad van 6 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY2720.
3. In hoger beroep heeft appellant onder meer aangevoerd dat hij door zijn zorgverzekeraar ten onrechte als wanbetaler is aangemeld, hetgeen betekent dat een wettelijke grondslag voor de verschuldigdheid, heffing en inning van bestuursrechtelijke premie door CAK en het CJIB ontbreekt. Om die reden bestrijdt hij dan ook de bemoeienis van CAK en het CJIB. Verder heeft hij de door de rechtbank verworpen grond over het griffierecht herhaald.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van het Besluit Zorginstituut Nederland tot verder ondermandaat en verdere machtiging aan het CJIB voor de inning van bestuursrechtelijke boete en bestuursrechtelijke premie Zorgverzekeringswet van 1 april 2014, is aan de algemeen directeur van het CJIB ondermandaat verleend voor het nemen, voorbereiden en uitvoeren van primaire besluiten en beslissingen op bezwaar op grond van onder meer de artikelen 18c tot en met 18g van de Zvw en het voeren van gerechtelijke procedures over de uitbetaling van zorgtoeslag als bedoeld in artikel 18f, zesde lid, van de Zvw. Op grond van artikel 10:2 van de Awb gelden de door de algemeen directeur van het CJIB genomen besluiten als besluiten van CAK.
4.2.
Gelet op de door appellant ingediende hoger beroepsgronden, ligt in hoger beroep in essentie voor de vraag of de zorgverzekeraar appellant terecht op grond van artikel 18c van de Zvw bij CAK als wanbetaler heeft aangemeld.
4.3.1.
Zoals de Raad al eerder heeft overwogen (uitspraken van 13 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:464, 18 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2716 en 19 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1486) is tegen de aanmelding als wanbetaler en een besluit over de verschuldigdheid van bestuursrechtelijke premie geen bezwaar bij CAK en beroep op de bestuursrechter mogelijk. Een verzekerde kan een geschil over de aanmelding als wanbetaler voorleggen aan een onafhankelijke instantie als bedoeld in artikel 114 van de Zvw.
4.3.2.
Appellant heeft zijn geschil met de zorgverzekeraar voorgelegd aan de Geschillencommissie Zorgverzekeringen. Deze geschillencommissie heeft in een bindend advies van 8 april 2015 geoordeeld dat de zorgverzekeraar appellant terecht met ingang van 1 mei 2014 bij CAK heeft aangemeld als wanbetaler omdat bij zijn zorgverzekeraar een premieschuld ter hoogte van zes of meer maanden was ontstaan.
4.4.
Uitgaande van het wettelijk systeem en dit oordeel van de geschillencommissie kan wat appellant tegen de aanmelding als wanbetaler en de verschuldigdheid en de inning van bestuursrechtelijke premie heeft aangevoerd, buiten bespreking blijven.
4.5.
Wat betreft de in hoger beroep herhaalde gronden over het griffierecht onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank.
4.6.
Hieruit volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraken zullen worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2017.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) B. Dogan

UM