Uitspraak
8 maart 2016, 15/2127 (aangevallen uitspraak 1), 14/6571 en 14/6233 (aangevallen uitspraak 2), 18 maart 2016, 15/2943 en 15/2944 (aangevallen uitspraak 3) en 23 maart 2016, 14/8445 tot en met 14/8447 (aangevallen uitspraak 4)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank de beroepen van appellant tegen verschillende besluiten van het CAK ongegrond dan wel niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant, die door zijn zorgverzekeraar N.V. Univé Zorg als wanbetaler is aangemeld, heeft hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van het CAK die hem een bestuursrechtelijke premie opleggen. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat CAK, sinds de wijziging van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2017, de bevoegdheden heeft overgenomen van het Zorginstituut Nederland. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de aanmelding als wanbetaler en de daaropvolgende besluiten van het CAK en het CJIB. De Raad concludeert dat er geen bezwaar bij CAK en beroep bij de bestuursrechter mogelijk is tegen de aanmelding als wanbetaler en de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van griffier B. Dogan, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2017.