Uitspraak
OVERWEGINGEN
Bij brief van 13 november 2015, door het Uwv ontvangen op 17 november 2015, heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 september 2015.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Uwv, waarbij het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. Appellante ontving sinds 24 november 2014 een WIA-uitkering, maar deze werd door het Uwv stopgezet op basis van een maatregel van 100% wegens niet meewerken aan re-integratie. Appellante betwistte de ontvangst van het besluit van 22 september 2015, dat de stopzetting van de uitkering aankondigde, en stelde dat haar bezwaar tijdig was ingediend op 17 november 2015. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelde dat het Uwv ten onrechte had aangenomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De Raad concludeerde dat het Uwv niet voldoende had aangetoond dat het besluit op het juiste adres was ontvangen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en droeg het Uwv op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.485,- bedroegen, en moest het griffierecht van € 169,- vergoeden.