ECLI:NL:CRVB:2017:2048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- E.C.R. Schut
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Verlate aanvraag bijstand na melding verwijtbaar; rechtsgevolgen van vernietigd besluit in stand laten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die zijn bedrijf had beëindigd en tijdelijk in Australië verbleef, had op 5 mei 2014 een aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Hij verzocht om de bijstand met terugwerkende kracht in te laten gaan vanaf 2 september 2013, de datum waarop hij zich bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had ingeschreven als werkzoekende. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem had de aanvraag echter pas met ingang van 5 mei 2014 goedgekeurd.
De rechtbank had in een tussenuitspraak geoordeeld dat de appellant aannemelijk had gemaakt dat zijn melding bij het Uwv ook gericht was op het verkrijgen van bijstand. De rechtbank had het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen, maar het college had in zijn reactie volhard in zijn standpunt dat de aanvraag te laat was ingediend. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet had beoordeeld of de verlate aanvraag aan de appellant kon worden verweten. De Raad vernietigde de opdracht van de rechtbank aan het college om een nieuw besluit te nemen en bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
De Raad concludeerde dat de appellant geen verwijt kon worden gemaakt voor de verlate aanvraag, omdat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheden om bijstand aan te vragen als thuisloze. De Raad oordeelde dat de bijstand terecht met ingang van 5 mei 2014 was toegekend en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant.