ECLI:NL:CRVB:2017:2123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank inzake AIO-aanvulling en herziening van besluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het beroep van appellanten tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond werd verklaard. Appellanten, die sinds 2007 een ouderdomspensioen en een aanvullende inkomensvoorziening ontvangen, hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Svb die hun AIO-aanvulling herzien en teruggevorderd hebben. De Svb heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellanten stellen dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat er nieuwe feiten zijn die hun bezwaar ontvankelijk zouden moeten maken.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten niet tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de besluiten van de Svb en dat hun argumenten voor een verschoonbare termijnoverschrijding niet voldoende gemotiveerd zijn. De Raad oordeelt dat het inlichtingenformulier dat appellanten hebben ingediend niet als nieuw feit kan worden aangemerkt, omdat dit al eerder in de bezwaarschriftenprocedure had kunnen worden ingebracht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de noodzaak om nieuwe feiten of omstandigheden goed te onderbouwen. De Raad komt tot de conclusie dat de Svb terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.