ECLI:NL:CRVB:2017:222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking WGA-uitkering op basis van medische beoordeling en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WGA-uitkering van appellante, die sinds eind 2005 met klachten van depressiviteit kampt. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na een herbeoordeling in 2013 vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft haar uitkering per 16 oktober 2013 ingetrokken. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft in beroep de conclusies van de door haar geraadpleegde deskundige gevolgd en geoordeeld dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante. Appellante is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank de conclusies van de deskundige terecht heeft gevolgd. De Raad oordeelt dat het deskundigenrapport zorgvuldig en consistent is en dat de aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) door het Uwv op basis van de bevindingen van de deskundige voldoende recht doet aan de situatie van appellante. De Raad concludeert dat er geen gronden zijn om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv en dat de intrekking van de WGA-uitkering op goede gronden is gebeurd. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.