ECLI:NL:CRVB:2017:2274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die als kwekerij-medewerkster werkte, meldde zich ziek vanwege epilepsie en andere lichamelijke klachten. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek concludeerde het Uwv dat appellante per 24 september 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Appellante ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Nederland bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak, waartegen appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 10 mei 2017 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat haar beperkingen door epilepsie en andere klachten niet correct waren ingeschat. Het Uwv verdedigde de eerdere besluiten en stelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellante correct hadden vastgesteld. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen kon ondermijnen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geschikt was voor de geselecteerde functies, ondanks haar klachten. De Raad concludeerde dat er geen reden was voor schadevergoeding en dat de proceskosten niet vergoed hoefden te worden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 juni 2017.