ECLI:NL:CRVB:2017:23
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en de medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die als aardbeienplukster werkte, had zich op 22 november 2012 ziek gemeld vanwege pijnklachten in haar hele lichaam. Na beëindiging van haar dienstverband ontving zij ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Op 22 augustus 2013 oordeelde een verzekeringsarts dat zij weer geschikt was voor haar werk, waarna het Uwv besloot dat appellante per 26 augustus 2013 geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de artsen van het Uwv haar belastbaarheid onjuist hadden ingeschat. Ondanks het indienen van nadere medische gegevens, concludeerde de Raad dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had de medische informatie van appellante zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectiveerbare afwijkingen waren die haar pijnklachten konden verklaren. De Raad volgde het oordeel van de rechtbank en bevestigde de eerdere uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat appellante op de datum in geding in staat was haar arbeid te verrichten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 januari 2017.