ECLI:NL:CRVB:2017:2332

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
16-4277 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand huur en waarborgsom met betrekking tot voorzienbaarheid van kosten en schulden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 9 augustus 2014 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de eerste huurtermijn en waarborgsom van een huurwoning. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de kosten van de verhuizing volgens het college voorzienbaar waren en de appellant hiervoor had kunnen reserveren.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft de appellant zich tegen deze beslissing gekeerd, met de stelling dat de kosten niet voorzienbaar waren en dat hij door schulden niet had kunnen reserveren.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant had moeten voorzien dat zijn woning geveild zou worden door het niet voldoen aan zijn hypothecaire verplichtingen. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De kosten van de huur en waarborgsom zijn volgens de Raad algemene kosten die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor bijzondere bijstand af, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij niet had kunnen reserveren voor deze kosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant om tijdig maatregelen te nemen in het geval van financiële problemen en dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid vormt die recht geeft op bijzondere bijstandsverlening.

Uitspraak

16.4277 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 mei 2016, 15/7191 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 27 juni 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Özateş, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2017. Namens appellant is verschenen mr. Özateş. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. M.A.C. Kooij.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand sinds 9 augustus 2014, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. De eigen woning van appellant is op 18 februari 2015 executoriaal geveild en verkocht omdat appellant niet heeft voldaan aan zijn hypothecaire verplichtingen. Hij heeft op 1 februari 2015 een huurwoning betrokken en op 6 februari 2015 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de eerste huurtermijn en waarborgsom van deze woning.
1.2.
Bij besluit van 25 maart 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 oktober 2015 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten verband houdende met de verhuizing voorzienbaar waren en dat appellant daarvoor heeft kunnen reserveren.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitnodiging voor de hoorzitting appellant heeft bereikt, zodat hij de geplande hoorzitting niet heeft kunnen bijwonen. Voorts is overwogen dat niet langer in geschil is dat sprake is van noodzakelijke kosten, maar dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2.
Kosten van eerste huur en waarborgsom voor een woning behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Als voor deze kosten een objectieve noodzaak bestaat, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verleend, tenzij daarvoor had kunnen worden gereserveerd dan wel via gespreide betaling in deze kosten had kunnen worden voorzien.
4.3.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Appellant heeft aangevoerd dat de kosten niet voorzienbaar waren en dat hij daarom en als gevolg van schulden niet heeft kunnen reserveren voor de kosten.
4.4.
In de door appellant aangevoerde omstandigheden heeft het college terecht geen aanleiding gezien bijzondere bijstand te verstrekken. Appellant had kunnen voorzien dat zijn woning, door de hypotheeklasten niet te voldoen, executoriaal zou worden geveild, zodat hij zou moeten verhuizen en dat hij voor de daarmee verband houdende kosten zou moeten reserveren. Appellant heeft aanmaningen ontvangen omdat hij zijn hypotheeklasten niet heeft betaald en in november 2014 heeft hij verklaard dat, indien hij de betalingsachterstand niet inloopt, hij uit zijn huis zal worden gezet. Daarmee heeft appellant in ieder geval vanaf dat moment rekening moeten houden met de mogelijkheid dat hij niet in deze woning zou kunnen blijven wonen. Appellant had dus geëigende maatregelen dienen te nemen zoals het inschrijven voor een sociale huurwoning en het reserveren voor onderhavige kosten. Dat heeft appellant niet gedaan. Dat hij de verwachting had dat hij met de bank nog tot een andere oplossing kon komen dan een executoriale verkoop van zijn woning moet voor zijn rekening en risico blijven.
4.5.
Appellant heeft nog aangevoerd dat in ieder geval niet voorzienbaar was dat hij een waarborgsom verschuldigd zou zijn voor de nieuw te betrekken woning. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Doordat appellant zich niet voor een sociale huurwoning heeft ingeschreven was hij immers aangewezen op de particuliere huursector, waar als regel tevens een waarborgsom wordt gevraagd voordat een woning kan worden betrokken.
4.6.
Tot slot heeft appellant gesteld dat hij niet heeft kunnen reserveren in verband met andere bestaande schulden. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 24 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318) is het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen echter geen bijzondere omstandigheid die in het individuele geval bijzondere bijstandsverlening rechtvaardigt. De kosten die verband houden met de keuze om andere gestelde schulden te voldoen dan de hypotheekschuld en niet te reserveren voor kosten die samenhangen met het betrekken van een andere woning kunnen niet op de PW worden afgewenteld en moeten dan ook voor rekening en risico van appellant worden gelaten.
4.7.
Uit 4.4 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd voor zover aangevochten.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van J.M.M van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2017.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) J.M.M. van Dalen

HD