ECLI:NL:CRVB:2017:2332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand huur en waarborgsom met betrekking tot voorzienbaarheid van kosten en schulden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 9 augustus 2014 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de eerste huurtermijn en waarborgsom van een huurwoning. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de kosten van de verhuizing volgens het college voorzienbaar waren en de appellant hiervoor had kunnen reserveren.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft de appellant zich tegen deze beslissing gekeerd, met de stelling dat de kosten niet voorzienbaar waren en dat hij door schulden niet had kunnen reserveren.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant had moeten voorzien dat zijn woning geveild zou worden door het niet voldoen aan zijn hypothecaire verplichtingen. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De kosten van de huur en waarborgsom zijn volgens de Raad algemene kosten die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor bijzondere bijstand af, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij niet had kunnen reserveren voor deze kosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant om tijdig maatregelen te nemen in het geval van financiële problemen en dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid vormt die recht geeft op bijzondere bijstandsverlening.