Uitspraak
mr. W.M.J. Evers.
mr. Evers.
OVERWEGINGEN
2 december 2013 meerdere beperkingen aangenomen ten aanzien van de mentale belastbaarheid van appellant en dit vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv in een rapport van 7 januari 2014 door middel van geselecteerde voorbeeldfuncties berekend dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant 10,9%, dus minder dan 35%, is.
11 februari 2014 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA omdat hij met ingang van deze datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
25 april 2016 te kennen gegeven dat de werkomgeving in de functie van perronmedewerker metStandaard Beroepenclassificatiecode (SBC-code 111220) vergelijkbaar is met de werkomgeving in een drukke fabriekshal en dat deze functie daarom niet geschikt is voor appellant.
28 april 2016 de functie van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) geselecteerd in plaats van de functie van perronmedewerker. De mate van arbeidsongeschiktheid van appellant blijft met in achtneming van deze functie minder dan 35%.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 28 mei 2014;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 168,- vergoedt;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.475,-.