ECLI:NL:CRVB:2017:2446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag deelname voorbereidingsjaar voor zelfstandig ondernemerschap op grond van de Bbz 2004
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, afkomstig uit Iran, ontving sinds 4 januari 2008 bijstand van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand. Hij diende op 4 maart 2015 een aanvraag in voor deelname aan een voorbereidingsjaar ter voorbereiding op het zelfstandig ondernemerschap. Het dagelijks bestuur vroeg advies aan het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), dat op 9 april 2015 een negatief advies uitbracht. Dit leidde tot de afwijzing van de aanvraag op 22 april 2015, welke beslissing later werd gehandhaafd.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat het IMK drie belangrijke redenen had gegeven voor de afwijzing van de aanvraag: het bedrijfsidee bood onvoldoende perspectief, de financiering was niet realistisch, en de appellant dacht aanbodgericht in plaats van vraaggericht. De Raad concludeerde dat het dagelijks bestuur de aanvraag in redelijkheid had kunnen afwijzen, en dat de motivering van het bestreden besluit voldoende deugdelijk was.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, en werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2017.