ECLI:NL:CRVB:2017:245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- A.B.J. van der Ham
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag door onduidelijke leefsituatie en financiële situatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, die bijstand aanvroegen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben zich op 8 november 2013 gemeld bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Hun aanvraag werd afgewezen omdat zij geen duidelijkheid konden verschaffen over hun financiële situatie voorafgaand aan de aanvraag. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd van hun bijstandbehoevendheid. Ze hebben weliswaar bankafschriften en verklaringen overgelegd, maar konden niet aantonen waar zij van hebben geleefd na de verkoop van hun bedrijf in 2011. De Raad oordeelde dat de bewijslast bij de aanvragers ligt en dat zij niet voldaan hebben aan hun inlichtingenverplichting. De onduidelijkheid over hun financiële situatie, zoals de herkomst van ontvangen gelden en de huurbetalingen van hun zoon, heeft geleid tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand terecht was. De appellanten hebben niet kunnen aantonen dat zij in de periode van 8 november 2013 tot 19 februari 2014 bijstandbehoevend waren. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.