ECLI:NL:CRVB:2017:2477

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
16/4994 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering voorschot ZW-uitkering in verband met aanvechting ontslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die werkzaam was bij het Ministerie van Defensie, had zich op 14 mei 2014 ziek gemeld en ontving op 18 februari 2015 een ontslagbesluit met ingang van 1 maart 2015. Tegen dit ontslag heeft de appellant bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde appellant een voorschot op de Ziektewet (ZW) uitkering te verstrekken, omdat er onduidelijkheid bestond over de doorbetaling van zijn loon. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat, zolang de procedure tegen het ontslag nog niet was afgerond, er twijfel bestond over het recht op bezoldiging, waardoor het Uwv terecht het voorschot had geweigerd. De Raad benadrukte dat de wetgever bewust heeft gekozen voor deze situatie, wat kan leiden tot financiële problemen voor de appellant, maar dat dit niet betekent dat het Uwv onterecht handelde. De uitspraak bevestigt de noodzaak van duidelijkheid in de rechtspositie van ambtenaren in dergelijke situaties.

Uitspraak

16/4994 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 24 juni 2016, 16/771 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 5 juli 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2017. Dacier is namens appellant verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest bij het Ministerie van Defensie. Per 14 mei 2014 heeft appellant zich ziek gemeld. Bij besluit van 18 februari 2015 is appellant (ongevraagd) ontslag verleend met ingang van 1 maart 2015. Tegen dit ontslagbesluit heeft appellant bezwaar gemaakt en nadien tegen het besluit waarbij na heroverweging de bezwaren ongegrond zijn verklaard, beroep ingesteld.
1.2.
Bij besluit van 19 november 2015 heeft het Uwv geweigerd aan appellant een voorschot op grond van de Ziektewet (ZW) te verstrekken omdat, zolang er onduidelijkheid bestaat over de doorbetaling van loon, geen voorschot op een ZW-uitkering wordt verstrekt. Zodra deze onduidelijkheid is weggenomen zal het Uwv de beoordeling van het recht op een
ZW-uitkering hervatten.
1.3.
Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van
10 februari 2016 (betreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat, omdat nog twijfel bestaat over de vraag of appellant recht heeft op bezoldiging, het Uwv met toepassing van artikel 47a, eerste lid, van de ZW terecht heeft geweigerd om appellant een voorschot op de ZW-uitkering te verstrekken.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant staande gehouden dat ten onrechte een voorschot op de ZW-uitkering is geweigerd en dat hiermee een onjuiste uitleg van artikel 47a van de ZW wordt gegeven. Door het aanwenden van rechtsmiddelen tegen het ontslagbesluit heeft appellant een lange periode geen inkomsten, dit kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak verzocht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijke kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Omdat het gegeven ontslag in rechte werd aangevochten en die procedure ten tijde van het bestreden besluit nog niet ten einde was gekomen, bestond er twijfel over de vraag of betrokkene recht had op bezoldiging en heeft het Uwv met toepassing van artikel 47a, eerste lid, van de ZW terecht geweigerd appellant een voorschot op de ZW-uitkering te verstrekken. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 17 september 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3051) bieden de tekst noch de wetsgeschiedenis aanknopingspunten voor een andere uitleg van dit artikellid in een ambtelijke situatie dan al is gegeven voor de privaatrechtelijke situatie. De omstandigheid dat in ambtenaarrechtelijke procedures bezwaar en beroep de werking van het besluit waartegen het rechtsmiddel is gericht niet schorsen, en bijgevolg werkgever hangende die procedures niet was gehouden om betrokkene zijn bezoldiging te betalen, laat onverlet dat, zolang die procedures lopen, onzekerheid bestaat over de vraag of betrokkene recht heeft op betaling van zijn bezoldiging. De Raad heeft in zijn uitspraak van 17 september 2014 tevens overwogen dat dit ertoe kan leiden dat betrokkene op enig moment in een situatie komt te verkeren dat hij niet meer de beschikking heeft over voldoende middelen van bestaan en aangewezen is op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, hetgeen een gevolg is van deze door de wetgever gemaakte keuze. In het onderhavige geval bestaat geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen.
5. De overwegingen 4.1 en 4.2 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en F.M.S. Requisizione en
L. Koper als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2017.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) G.J. van Gendt

KP