Uitspraak
OVERWEGINGEN
19 maart 2012 ten grondslag. Uit dit rapport blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het standpunt inneemt dat de maatgevende arbeid in de zin van artikel 19 van de ZW wordt gevormd door de geselecteerde functies, die ten grondslag lagen aan de WAO-beoordeling per 15 september 2005, en dat appellante voor in ieder geval twee van deze functies, namelijk de functies medewerker bibliotheek en commercieel administratief medewerker, geschikt is.
6 oktober 2014, inhoudelijk gereageerd op de in hoger beroep door appellante aangevoerde gronden en de ingediende informatie van Oterdoom. Tevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht waarom, uitgaande van de werkomschrijving, geen aanleiding wordt gezien om tot andere inzichten te komen. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 11 mei 2016 gereageerd op het door appellante ingediende rapport van De Klerk en gemotiveerd waarom ook in dit rapport geen aanleiding wordt gezien een ander standpunt in te nemen. De Raad wordt verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
30 juli 2015 is hij ingegaan op de door appellante genoemde discrepanties en heeft hij gereageerd op het door appellante overgelegde schrijven van Oterdoom. Hij is voorts ingegaan op het in hoger beroep door appellante ingediende rapport van De Klerk. Mutsaers heeft overtuigend toegelicht waarom op de datum in geding geen sprake was van meer beperkingen dan neergelegd in de FML van 18 oktober 2005. De in het rapport en aanvullende brieven omschreven conclusie over de beperkingen van appellante wordt dan ook door de Raad gevolgd.
2 januari 2012, zijnde conform de FML van 18 oktober 2005 wordt, mede onder verwijzing naar de in hoger beroep door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overgelegde werkomschrijving van de functie [functie] bij de [stichting] en het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 oktober 2014 geoordeeld dat appellante terecht per 2 januari 2012 in staat is geacht haar arbeid te verrichten. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat appellante per 2 januari 2012 geen recht meer heeft op ziekengeld.