ECLI:NL:CRVB:2017:2699

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
16/3849 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering op basis van ANW door niet-verzekerd zijn van de echtgenoot

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 23 februari 2014. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte, waardoor hij niet verzekerd was voor de ANW. Bovendien bleek uit gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale dat de echtgenoot ook niet verzekerd was op basis van de Marokkaanse wetgeving. De Raad concludeerde dat appellante niet als nabestaande kon worden aangemerkt, omdat haar echtgenoot niet voldeed aan de verzekeringsvereisten van de ANW.

De Raad oordeelde verder dat het aan de echtgenoot toegekende AOW-pensioen niet leidde tot verplichte verzekering voor de ANW en dat er geen bewijs was dat hij gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/3849 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2016, 16/6076 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] , Nador (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 4 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2017. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.

OVERWEGINGEN

1.1
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, [naam echtgenoot] , geboren in 1928, was ten tijde van zijn overlijden op 23 februari 2014 eveneens woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij besluit van 2 april 2015 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Bij beslissing op bezwaar van 6 augustus 2015 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante kan niet in aanmerking komen voor een nabestaandenuitkering omdat zij geen nabestaande is in de zin van de ANW.
1.4.
In bezwaar tegen dit besluit heeft appellante te kennen gegeven dat zij bereid is om de premies voor de vrijwillige verzekering alsnog te betalen.
1.5.
Bij beslissing op bezwaar van 6 augustus 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 2 april 2015 ongegrond verklaard.
1.6.
Bij besluit van 29 september 2015 heeft de Svb bepaald dat de overleden echtgenoot van appellante niet postuum deel kan nemen aan de vrijwillige AOW/ANW-verzekering. Het verzoek tot deelname aan de vrijwillige verzekering in 2015 is niet tijdig gedaan. Doordat appellante geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen dit besluit is dit besluit in rechte komen vast te staan.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij geen inkomsten heeft en dat zij ziek is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Op grond van artikel 13 van de ANW is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, maar ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
4.1.2.
Op grond van artikel 13a, aanhef en onder a, van de ANW wordt zo nodig in afwijking van artikel 13 en de daarop berustende bepalingen als verzekerde aangemerkt de persoon van wie de verzekering op grond van deze wet voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
4.1.3.
In artikel 22, eerste lid, van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Verdrag) is bepaald dat wanneer een werknemer op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip van zijn overlijden verzekerd is krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen, en tijdvakken van verzekering volgens de Nederlandse wettelijke regelingen inzake uitkering aan nagelaten betrekkingen heeft vervuld, zijn weduwe op een pensioen krachtens laatstgenoemde wettelijke regelingen aanspraak kan maken.
4.1.4.
Op grond van artikel 63a van de ANW kan de gewezen verzekerde, indien deze direct voorafgaande aan de periode van vrijwillige verzekering ten minste een jaar verplicht verzekerd is geweest, zich vrijwillig verzekeren over een periode van tien jaar, met ingang van de dag na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
4.3.
Omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte, was hij toen op grond van artikel 13 niet verzekerd voor de ANW.
4.4.
Op grond van gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat vast dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was op grond van de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
4.5.
Het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen leidt niet tot verplichte verzekering voor de ANW. Niet gebleken is dat de echtgenoot van appellante destijds gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW. In het besluit van de Svb van 29 september 2015 is bepaald dat de overleden echtgenoot van appellante niet postuum deel kan nemen aan de vrijwillige verzekering.
4.6.
De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Appellante kan niet aangemerkt worden als nabestaande op grond van die wet. De ANW-uitkering is dus terecht geweigerd.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2017.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) N. van Rooijen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

AB