Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een IVA-uitkering aan appellante, die sinds 2008 arbeidsongeschikt is door bekkenklachten en later psychische klachten. Appellante had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv concludeerde dat haar arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante met ingang van 11 november 2013 in staat was om passende functies te vervullen, wat leidde tot een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid naar 60,1%. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar psychische klachten niet of nauwelijks zouden verbeteren, en dat zij recht had op een IVA-uitkering.
De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende aanwijzingen waren dat er een kans op herstel bestond. De Raad bevestigde dat de psychische klachten van appellante niet duurzaam waren, en dat de verzekeringsarts een deugdelijke afweging had gemaakt op basis van de beschikbare informatie. De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was en bevestigde deze.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij aanvragen voor uitkeringen en de criteria voor het vaststellen van duurzame arbeidsongeschiktheid volgens de Wet WIA.