Uitspraak
mr. W. de Rooy-Bal.
OVERWEGINGEN
25 april 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Appellante werd niet meer in staat geacht tot het verrichten van haar arbeid als kassamedewerkster, maar wel tot het vervullen van diverse andere functies.
2 december 2014 geen recht heeft op ziekengeld. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 17 maart 2015 (bestreden besluit) deels gegrond verklaard. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat, omdat het ziekengeld na de ziekmelding is doorbetaald, het appellante eerst op 28 januari 2015 (een dag nadat het besluit van
27 januari 2015 aan appellante is gezonden) redelijkerwijs duidelijk had kunnen zijn dat zij weer geschikt werd geacht voor haar maatgevende arbeid.
16 juni 2014 door deze arts is gesteld dat bij appellante sprake is van tendomyogene hoofdpijn. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt de door de huisarts genoemde diagnose migraine niet gesteld door de neuroloog die de hoofdpijnklachten blijkbaar niet van dien aard heeft beoordeeld dat nader onderzoek nodig is voor specifiekere behandelingen. Voor en na het spreekuur van 16 december 2014 bij de huisarts wordt door appellante regelmatig meegedeeld dat sprake is van hoofdpijnklachten. Dat er evident sprake is van een nieuwe situatie (toename van de migraineklachten) wordt niet met medische gegevens onderbouwd. Daarbij acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep van belang dat het wel of niet gebruiken van medicatie niets afdoet aan de vaststelling dat geen sprake is van ernstige evidente psychiatrie. Overigens is appellant eerst na de datum in geding gestopt met het gebruiken van het medicijn Amitryptilline. Nu er geen sprake is van ernstige psychiatrische (of neurologische) beelden, bestaat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding voor het aannemen van meer beperkingen.
6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 28 januari 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.