Uitspraak
OVERWEGINGEN
niet-ontvankelijk verklaard omdat dit geheel is vervangen door bestreden besluit 2 en appellante geen belang meer had bij de beoordeling van bestreden besluit 1. De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Daartoe heeft zij overwogen dat een juiste vaststelling van het – eerder onjuist vastgestelde – maatmaninkomen en een eventuele aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) in de door appellante bepleite zin niet tot een andere arbeidsongeschiktheidsklasse zal leiden, omdat appellante niet heeft betwist dat ook met de door haar voorgestane FML de geselecteerde functies voor haar geschikt zijn. Voorts heeft de rechtbank bepalingen gegeven over griffierecht en proceskosten.
€ 500,- per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.
13 november 2014, waarmee de rechtbank in deze fase de behandelingsduur van anderhalf jaar evenmin heeft overschreden. De behandeling bij de Raad is aangevangen met de ontvangst van het hoger beroepschrift op 24 december 2014 en eindigt heden met deze uitspraak. De behandeling bij de Raad heeft dus meer dan twee jaar in beslag genomen, terwijl de behandeling door rechtbank en Raad tezamen meer dan 42 maanden heeft geduurd, namelijk 50 maanden. Afgezet tegen 42 maanden levert dit een overschrijding van 8 maanden op in de rechterlijke fase, die, zoals in 5.1 overwogen, niet voor rekening komt van het Uwv maar van de Staat (zie ook ECLI:NL:CRVB:2010:BM1174).
€ 2.227,50.
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie) tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 762,-;
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.238,-;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.227,50;
€ 166,- vergoedt.