In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv, waarbij de aanvraag van een werknemer om met verkorte wachttijd in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering op grond van de Wet WIA is afgewezen. De werknemer lijdt aan het thoracic outlet syndroom en heeft een aanvraag ingediend op 28 maart 2014, gesteund door een verklaring van de bedrijfsarts die stelde dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen op basis van een rapport van een verzekeringsarts, die aangaf dat er behandelmogelijkheden zijn en dat verbetering van de klachten niet uitgesloten kan worden. Het bestreden besluit is later door de rechtbank vernietigd, omdat er geen medisch onderzoek had plaatsgevonden in de bezwaarfase. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, maar appellante is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 22 september 2017 geoordeeld dat het Uwv ten onrechte heeft gesteld dat er een theoretische kans op verbetering van de functionele mogelijkheden van de werknemer bestaat. De Raad heeft vastgesteld dat de door het Uwv genoemde theoretische mogelijkheid, met een geringe kans op succes en een grote kans op complicaties, geen reëel en concreet perspectief biedt op verbetering. De Raad heeft het hoger beroep van appellante gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 990,-.