ECLI:NL:CRVB:2017:3283

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
15/8088 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-vervolguitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving een loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 26 augustus 2014 besloten om de loonaanvullingsuitkering om te zetten in een vervolguitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw op 55-65% werd vastgesteld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de rapporten van de verzekeringsarts zorgvuldig zijn opgesteld en dat appellant geen medische gegevens heeft overgelegd die zijn beperkingen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de functies die aan appellant zijn voorgehouden, medisch geschikt zijn. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen onjuist zijn vastgesteld, maar de Raad voor de Rechtspraak komt tot de conclusie dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.

De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, met I.G.A.H. Toma als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 september 2017. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/8088 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
16 oktober 2015, 15/3211 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 september 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. el Ahmadi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en nog een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2017. Namens appellant is verschenen mr. El Ahmadi. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving een loonaanvullingsuitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%.
1.2.
Bij besluit van 26 augustus 2014 heeft het Uwv de loonaanvullingsuitkering vanaf
1 juli 2014 omgezet in een vervolguitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij wederom vastgesteld op 55- 65% en de restverdiencapaciteit op € 851,73.
1.3.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 12 mei 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv verwezen naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank ziet in hetgeen appellant betoogt geen aanleiding voor het oordeel dat de rapporten van de verzekeringsarts niet op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts heeft inzichtelijk gemaakt met welke medische gegevens hij bij zijn beoordeling rekening heeft gehouden en tot welke beperkingen dit heeft geleid. Appellant heeft geen medische gegevens overgelegd die er op duiden dat hij meer beperkt is. De conclusie is dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische motivering. Wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat de geduide functies zijn aan te merken als arbeid die wat betreft de daarin voorkomende belasting in overeenstemming is met de voor appellant vastgestelde beperkingen. In het Resultaat functiebeoordeling (RF) van 29 januari 2015, gelezen in samenhang met het aanvullende rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 29 juli 2015, is toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies, ook voor wat betreft de aspecten staan en lopen, de belastbaarheid van appellant niet overschrijden. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 29 januari 2015 blijkt dat appellant voor 55-65%, arbeidsongeschikt moet worden geacht.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen onjuist zijn vastgesteld en dat hij zich niet in staat acht om op de datum in geding de voorgehouden functies te vervullen.
3.2.
Het Uwv heeft - onder verwijzing naar de overwegingen in het bestreden besluit en de daarbij behorende medische rapporten - verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot het volgende oordeel.
4.1.
Met de rechtbank ziet ook de Raad in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Hierbij is nog van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkens zijn rapport van 20 april 2015 kennis heeft genomen van alle beschikbare medische informatie, waaronder informatie van de behandelend sector alsmede rapporten van een tweetal door het Uwv ingeschakelde psychiaters. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de hoorzitting bijgewoond en appellant zelf onderzocht. Die verzekeringsarts heeft in zijn rapporten inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat met de Functionele Mogelijkhedenlijst van 5 september 2015 (FML) in voldoende mate rekening is gehouden met de als gevolg van zijn lichamelijke en psychische klachten bij appellant bestaande beperkingen voor het verrichten van arbeid. Appellant heeft ook geen medische gegevens overgelegd die reden geven tot twijfel aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4.2.
Uitgaande van de juistheid van de FML heeft de rechtbank in overweging 9 van de aangevallen uitspraak - waarnaar verwezen - terecht vastgesteld dat de aan appellant door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies in medisch opzicht voor hem geschikt zijn.
5. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
6.Voor een proceskosten veroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
22 september 2017.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) I.G.A.H. Toma

AB