ECLI:NL:CRVB:2017:3298
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij bijstandsverlening aan appellant die inwoont bij zus en zwager
Op 26 september 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). Appellant woont samen met zijn zus en zwager op het uitkeringsadres, wat heeft geleid tot de toepassing van de kostendelersnorm door het college van burgemeester en wethouders van Almere. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij ten onrechte wordt behandeld als een kostendelende medebewoner, omdat hij een huurovereenkomst heeft met zijn zwager. Het college heeft echter gesteld dat deze huurovereenkomst niet voldoet aan de voorwaarden voor een commerciële relatie, omdat de zwager een aanverwant in de tweede graad is.
De Raad heeft vastgesteld dat de kostendelersnorm van toepassing is, aangezien appellant met zijn zus en zwager hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres. De Raad heeft ook geoordeeld dat de wettelijke uitzondering voor commerciële relaties niet van toepassing is, omdat appellant een huurovereenkomst heeft met zijn zwager. De Raad heeft verder overwogen dat de wetgever met de kostendelersnorm rekening heeft gehouden met de voordelen van het delen van kosten met medebewoners en dat er geen ruimte is voor afwijkingen van deze norm.
Appellant heeft ook aangevoerd dat het college geen maatwerk heeft geleverd en dat de bijstand niet voldoende is om in zijn bestaanskosten te voorzien. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die een afstemming van de bijstand rechtvaardigen. Bovendien heeft de Raad overwogen dat de toepassing van de kostendelersnorm niet in strijd is met het recht op ongestoord eigendom, omdat de inmenging in het eigendomsrecht door de wet is voorzien en een legitieme doelstelling dient.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.