Uitspraak
mr. M.W.L. Clemens.
OVERWEGINGEN
11 mei 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 mei 2015 ten grondslag.
8 mei 2015 overtuigend onderbouwd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een ZW-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld met rugklachten. Appellant was eerder hersteld verklaard, maar meldde zich opnieuw ziek. Het Uwv concludeerde dat appellant per 6 maart 2015 geen recht meer had op een ZW-uitkering, omdat hij geschikt werd geacht voor de functies die aan hem waren voorgehouden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden dat appellant weer in staat was om de eerder geselecteerde functies te vervullen. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende gewicht had toegekend aan de medische informatie van zijn reumatoloog, die de diagnose spondylartropathie had gesteld. De Raad oordeelde echter dat de diagnose op zich niet leidde tot een andere beoordeling van de geschiktheid van appellant voor de functies, aangezien de verzekeringsartsen al rekening hadden gehouden met zijn rugklachten.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.