Uitspraak
OVERWEGINGEN
25 februari 2016 en 24 maart 2016, waaruit blijkt dat aan appellant een gehandicaptenparkeerkaart en een scootmobiel is verstrekt.
30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920). Op grond van artikel 19aa, tweede lid, van de ZW bestaat recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop de verzekerde in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.
.Appellant is onder meer licht beperkt geacht op tillen of dragen (kan ongeveer 10 kg tillen of dragen (peuter) en op lopen tijdens het werk (kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uren) lopen). Appellant is tevens beperkt geacht op zitten (kan ongeveer een half uur achtereen zitten (maaltijd)), lopen (kan ongeveer een kwartier achtereen lopen (naar de brievenbus)) en trappenlopen (kan tenminste in één keer één trap op of af (1 verdieping woonhuis)). Voor het aannemen van zwaardere beperkingen op deze beoordelingspunten is in de aanwezige medische informatie geen steun te vinden. De door de verzekeringsartsen op genoemde beoordelingspunten aangenomen beperkingen zijn in overeenstemming met de door verzekeringsarts Hommema aangenomen beperkingen, met dien verstande dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellant op traplopen zelfs meer beperkt heeft geacht dan Hommema. De brief van orthopedisch chirurg Jansen bevat geen medische informatie die niet reeds bekend was bij de verzekeringsartsen. De besluiten waarbij aan appellant een gehandicaptenparkeerkaart en een scootmobiel zijn toegekend, dateren van ruim een jaar na de datum in geding en zijn, bij het ontbreken van de medische stukken die aan deze besluiten ten grondslag hebben gelegen, evenmin een aanwijzing dat het Uwv de medische toestand van appellant op de datum in geding onjuist heeft beoordeeld.