ECLI:NL:CRVB:2017:3518

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
15/6035 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die zich op 2 oktober 2012 ziek meldde met rugklachten. Hij verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na een medisch onderzoek, waarbij de informatie van de behandelend sector werd betrokken, zijn er beperkingen vastgesteld die zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 juli 2014. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bij besluit van 20 augustus 2014 vastgesteld dat appellant met ingang van 27 oktober 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een WIA-uitkering.

Appellant heeft bezwaar aangetekend, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen door het Uwv waren onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigde echter de eerdere beoordeling. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant zijn stellingen niet met medische verklaringen had onderbouwd, waardoor er geen twijfel bestond aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/6035 WIA
Datum uitspraak: 13 oktober 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 juli 2015, 15/965 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.N.H. Verkoeijen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2017. Namens appellant is
mr. Verkoeijen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.J.M.H. Lagerwaard.

OVERWEGINGEN

1. Appellant, laatstelijk werkzaam als monteur, heeft zich op 2 oktober 2012 ziek gemeld met rugklachten. Naar aanleiding van een aanvraag om uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft er een medisch onderzoek plaatsgevonden verricht waarbij kennis is genomen van de informatie van de behandelend sector. Vervolgens zijn er beperkingen vastgesteld voor het verrichten van arbeid en deze zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 juli 2014. Nadat de arbeidsdeskundige passende functies heeft geselecteerd tot het vervullen waarvan appellant in staat is geacht, heeft het Uwv bij besluit van 20 augustus 2014 vastgesteld dat voor appellant geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet WIA omdat hij met ingang van 27 oktober 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
1.2.
In bezwaar heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen door het Uwv zijn onderschat. De beperkingen zoals neergelegd in de FML van 21 juli 2014 doen geen recht aan zijn klachten als gevolg van de hernia. Er zijn onvoldoende beperkingen aangenomen in de rubrieken dynamische handelingen als ook statische houdingen. Ook had een urenbeperking moeten worden aangenomen. Verder heeft appellant de geschiktheid voor de geduide functies bestreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook na eigen medisch onderzoek de beoordeling door de verzekeringsarts bevestigd. Aansluitend heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep twee van de geselecteerde functies laten vervallen en vastgesteld dat met de resterende functies de mate van arbeidsongeschiktheid eveneens onder 35% blijft. Bij besluit van 24 februari 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat sprake is van een zorgvuldig verricht medisch en arbeidskundig onderzoek. Voor het standpunt van appellant dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen ziet de rechtbank in de beschikbare gegevens geen aanknopingspunten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na de hoorzitting een aanvullend medisch onderzoek verricht waarbij specifiek op de klachten en de gronden van het bezwaar is ingegaan. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door appellant overgelegde informatie kenbaar in het rapport van 30 januari 2015 betrokken en gewogen. Op basis van de onderzoeksbevindingen en de overgelegde medische informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om verdergaande beperkingen vast te stellen noch een urenbeperking aan te nemen, omdat de noodzaak daartoe naar objectief medische maatstaven ontbreekt. Voorts heeft de rechtbank geen reden gezien om te twijfelen aan de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de belasting in de voor appellant geschikt geachte functies zijn medische belastbaarheid niet overschrijdt.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn eerder in bezwaar en beroep ingediende gronden herhaald.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is een herhaling van wat hij bij de rechtbank heeft aangevoerd. De overwegingen van de rechtbank over de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de daaraan verbonden conclusie voor de medische grondslag van het bestreden besluit worden geheel onderschreven. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen reden is voor twijfel aan de uitkomsten van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Nu appellant in hoger beroep zijn stellingen niet met medische verklaringen heeft onderbouwd, is geen twijfel gerezen aan de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.2.
Ook wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit worden de overwegingen van de rechtbank onderschreven.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. Aangezien de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd, moet het verzoek om vergoeding van schade worden afgewezen.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2017.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.H.J. van Haarlem

AB