Uitspraak
16.4253 WIA
OVERWEGINGEN
dr. M.H.A. Willems heeft appellant een val omschreven, waarbij hij heeft toegelicht dat het zwart voor zijn ogen werd en hij een vreemd gevoel in het hoofd kreeg, waarna hij viel. Tegenover neuroloog dr. J.L.M. Jongen beschrijft appellant dat hij vooraf een trillend gevoel in het hoofd krijgt, waarna hij het bewustzijn verliest. Ook tegenover neuroloog J. van Hoey Smith-van de Wetering van Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) heeft appellant gezegd dat de aanvallen beginnen met een trillend gevoel in het hoofd. Dit komt overeen met de vaststelling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 4 februari 2016 dat uit de beschikbare medische stukken naar voren komt dat het flauwvallen van appellant meestal niet onverwacht gebeurt, aangezien appellant tegenover zijn behandelaars waarschuwende verschijnselen beschrijft. Ook ter zitting heeft appellant verklaard dat hij voordat hij flauw valt, een suizing in zijn hoofd voelt. In de tweede plaats is van belang dat appellant nooit letsel van betekenis heeft opgelopen. Ter zitting van de Raad heeft appellant gesteld dat hoewel hij in een periode van zes maanden 38 keer is flauwgevallen er nooit enig letsel is opgetreden waarvoor hij zich tot een arts heeft moeten wenden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan worden gevolgd in zijn conclusie in het aanvullende rapport van 9 september 2016 dat het onverwacht op verschillende plekken het bewustzijn verliezen en/of vallen wel letsel tot gevolg kan hebben, maar dat het niet gaat om ernstig letsel, zoals bijvoorbeeld te verwachten is bij werken op hoogtes of bij gevaarlijke machines. De verzekeringsartsen hebben daarom terecht geen aanleiding gezien voor het aannemen van meer beperkingen.