ECLI:NL:CRVB:2017:3610
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag bijstand en ingangsdatum zonder bijzondere omstandigheden
Op 17 oktober 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door appellante, die eerder een aanvraag had ingediend op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De aanvraag om bijstand werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ingangsdatum van de bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. Appellante had als gewenste ingangsdatum 1 maart 2015 opgegeven, de datum waarop haar bedrijf was beëindigd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij in maart 2015 medisch niet in staat was om bijstand aan te vragen. De Raad oordeelde echter dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigden. De overgelegde medische stukken gaven niet aan dat appellante niet in staat was om een aanvraag in te dienen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier S.A. de Graaff aanwezig.