ECLI:NL:CRVB:2017:3623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en ingangsdatum van de uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante, die als kapster heeft gewerkt, is op 12 maart 2008 uitgevallen en heeft op 8 augustus 2012 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft in een eerder besluit vastgesteld dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv het bestreden besluit niet langer handhaaft. De Raad oordeelt dat er geen reden is voor een eerdere ingangsdatum van de uitkering, omdat de attenderingsbrief naar het juiste adres is gestuurd, waar appellante volgens de Basisregistratie stond ingeschreven. De Raad stelt dat het in de risicosfeer van appellante ligt dat zij het adres enkel als postadres gebruikte.
De Raad heeft ook overwogen dat er geen sprake is van een bijzonder geval dat zou rechtvaardigen dat de ingangsdatum van de uitkering eerder zou moeten zijn. Appellante heeft in de jaren voorafgaand aan haar aanvraag wel degelijk hulp gezocht en was in staat om een aanvraag in te dienen. De Raad heeft het beroep tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaard, het eerdere besluit vernietigd en de proceskosten van appellante vergoed.