ECLI:NL:CRVB:2017:3794
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van voorzieningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 en het woonplaatsvereiste
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2017 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant uit Nieuw-Zeeland en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant had een aanvraag ingediend voor toekenning van voorzieningen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag was gedaan in februari 2015, en de appellant was erkend als slachtoffer van oorlogsgeweld met psychische klachten die leidden tot blijvende invaliditeit. De voorzieningen die aan hem waren toegekend, gingen in per 1 februari 2015, de datum van zijn aanvraag.
De appellant betwistte de ingangsdatum van de toekenningen en stelde dat deze terugwerkende kracht tot 1 mei 2008, het moment waarop het woonplaatsvereiste in de Wubo was geschrapt, had moeten krijgen. Hij voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van deze wetswijziging door de ambassade, wat hem had verhinderd eerder een aanvraag in te dienen. De Raad overwoog echter dat het schrappen van het woonplaatsvereiste betekende dat ook personen buiten de EU aanspraak konden maken op voorzieningen, maar dat de appellant niet eerder bekend was bij de verweerder en dus niet was benaderd in het kader van het project 'Brede benadering buitenland'.
De Raad concludeerde dat de hoofdregel van de Wubo was toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze regel rechtvaardigden. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en de Raad oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.