ECLI:NL:CRVB:2017:3806
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) wegens onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1940, een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) in augustus 2015. De aanvraag werd afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad bij besluit van 21 januari 2016, omdat niet voldoende was aangetoond dat appellante in omstandigheden heeft verkeerd die onder de AOR vallen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 21 september 2017 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. E.R. Schenkhuizen, haar standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel, heeft een verweerschrift ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de door appellante aangevoerde feiten en omstandigheden.
De Raad concludeert dat de door appellante beschreven situaties, zoals angstige momenten tijdens haar verblijf in Tretes en andere gebeurtenissen, niet voldoende bewijs leveren dat zij daadwerkelijk betrokken was bij oorlogsgeweld zoals bedoeld in de AOR. De Raad benadrukt dat er objectieve gegevens ontbreken die de claims van appellante ondersteunen. Het eigen relaas van appellante is niet toereikend om aan te tonen dat zij slachtoffer is van oorlogsgeweld.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, en is openbaar uitgesproken op 2 november 2017.