Uitspraak
16.565 WIA
OVERWEGINGEN
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die als chauffeur werkte, meldde zich ziek in 2008 vanwege een stollingsstoornis. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar concludeerde later dat hij per 21 november 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zijn recht op uitkering eindigde. Appellant stelde dat er in de periode van 21 november 2013 tot 21 april 2014 sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid, wat hij onderbouwde met medische rapporten van zijn behandelend psychiater. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat er in de genoemde periode geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen overtuigend hadden gemotiveerd dat er geen nieuwe medische feiten waren die de stelling van appellant ondersteunden. De uitspraak werd gedaan op 1 november 2017.