ECLI:NL:CRVB:2017:3855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. Hillen
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsverlening en boete wegens verzwegen op geld waardeerbare activiteiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de intrekking van bijstandsverlening en de oplegging van een boete aan appellanten centraal staan. Appellanten ontvingen sinds 13 juli 2004 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een melding in januari 2014 dat zij samen met een buurvrouw een hondenoppascentrale runden en advertenties plaatsten op Marktplaats, heeft het Team Handhaving van de gemeente Utrecht een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten op geld waardeerbare activiteiten verrichtten, wat zij niet hadden gemeld aan de gemeente.
Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft daarop de bijstandsverlening met terugwerkende kracht ingetrokken en een boete opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van het college gedeeltelijk gegrond verklaard, de boete verlaagd, maar de intrekking van de bijstand gehandhaafd. Appellanten hebben in hoger beroep de gronden herhaald die zij eerder in beroep hebben aangevoerd, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door de activiteiten niet te melden, en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er sprake was van op geld waardeerbare arbeid.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De proceskosten worden niet vergoed.