ECLI:NL:CRVB:2017:3893
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens onduidelijke vermogenspositie na verkoop onroerend goed
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijstand door verzoekster. Verzoekster ontving sinds 17 maart 2005 bijstand, laatstelijk op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had de bijstand ingetrokken met terugwerkende kracht, omdat verzoekster voor de helft eigenaar was van een woning in Turkije, wat haar vermogen verhoogde en haar recht op bijstand beïnvloedde. Verzoekster had haar eigendomsaandeel in de woning op 29 augustus 2016 overgedragen aan haar zoon, maar het college stelde dat er geen gewijzigde omstandigheden waren die recht gaven op bijstand. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van verzoekster ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat verzoekster onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de verkoopprijs van haar eigendomsaandeel. De stelling van verzoekster dat zij het aandeel om niet had overgedragen, werd niet ondersteund door het eigendomsbewijs, waarop een koopsom was vermeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vermogenspositie van verzoekster onduidelijk bleef, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.