ECLI:NL:CRVB:2017:4013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om terug te komen van een in rechte vaststaand besluit inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich in 2011 ziek meldde vanwege psychische klachten, had een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 21 mei 2013 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit was in rechte vast komen te staan. Appellant verzocht het Uwv om terug te komen van dit besluit, onder verwijzing naar een brief van zijn systeemtherapeut, waarin nieuwe informatie werd gepresenteerd. Het Uwv weigerde dit verzoek, omdat er volgens hen geen nieuwe feiten of omstandigheden waren.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de informatie van de systeemtherapeut geen aanleiding gaf om de belastbaarheid van appellant te wijzigen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de brief van de systeemtherapeut meer nieuwe informatie bevatte dan alleen de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis. De Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsarts in zijn rapport voldoende had gemotiveerd dat de brief van de systeemtherapeut geen nieuwe beperkingen met zich meebracht. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.