ECLI:NL:CRVB:2017:4046
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na ziekte en de rol van medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante, die als facilitair manager werkte, had zich ziek gemeld met rugklachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een hersteldverklaring in januari 2013, meldde zij zich opnieuw ziek in november 2013. Het Uwv concludeerde dat appellante per 17 maart 2014 geschikt was voor haar werk en beëindigde haar ziekengeld. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was en dat haar gezondheidstoestand was verslechterd. De Raad oordeelde echter dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht. De verzekeringsarts had dossierstudie gedaan, appellante meerdere keren gezien en relevante informatie van haar huisarts betrokken. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies van het Uwv tegensprak. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.