ECLI:NL:CRVB:2017:405

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
15/5666 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden

Op 3 februari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/5666 WAO, waarin verzoeker een herzieningsverzoek indiende tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 2 juli 2014. Verzoeker, die in Marokko woont, stelde dat hij ernstig ziek was geworden terwijl hij in Nederland werkte en dat hij niet in staat was om te werken. Hij verzocht om herziening van de uitspraak waarin hem een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering was geweigerd, omdat hij niet alle benodigde stukken had overgelegd.

De Raad overwoog dat volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Het Uwv had in zijn reactie op het herzieningsverzoek aangegeven dat de door verzoeker aangevoerde argumenten niet als nieuwe feiten of omstandigheden konden worden aangemerkt.

Tijdens de zitting op 23 december 2016 werd verzoeker vertegenwoordigd door M. Zankoua, terwijl F.M.J. Eijmael namens het Uwv aanwezig was. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid had aangedragen die aanleiding gaf tot herziening van de eerdere uitspraak. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 februari 2017.

Uitspraak

15/5666 WAO
Datum uitspraak: 3 februari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 2 juli 2014, 12/2444
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (Marokko) (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief, ontvangen door de Raad op 13 augustus 2015, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 2 juli 2014, 12/2444 WAO.
Het Uwv heeft aangegeven dat hetgeen verzoeker in zijn verzoekschrift heeft vermeld niet kan worden gezien als nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2016. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Zankoua. Voor het Uwv is verschenen F.M.J. Eijmael.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij zijn uitspraak van 2 juli 2014 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2012, waarin het beroep tegen het besluit van 8 september 2011 ongegrond is verklaard, bevestigd. In dat besluit heeft het Uwv geweigerd aan verzoeker een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toe te kennen omdat verzoeker niet alle benodigde stukken heeft overgelegd.
3. Verzoeker heeft gevraagd om herziening van de uitspraak van de Raad van 2 juli 2014. Hij heeft er op gewezen dat hij ernstig ziek is geworden terwijl hij in Nederland werkte en dat hij niet in staat is om te werken.
4. Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
5. Voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2017.
(getekend) L. Koper
(getekend) N. Veenstra

RB