ECLI:NL:CRVB:2017:4104

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
17/836 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsverlening op basis van zeer dringende redenen bij langdurig verblijf in het buitenland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bijstand op basis van de Participatiewet (PW) heeft aangevraagd, terwijl hij in de periode van 21 oktober 2015 tot en met 6 november 2015 langer dan toegestaan in Egypte verbleef. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 november 2017 uitspraak gedaan. De appellant heeft aangevoerd dat er zeer dringende redenen waren voor zijn verblijf in Egypte, omdat hij daar was vanwege het overlijden van zijn broer en later in een ziekenhuis was opgenomen wegens gastro-enteritis. Hij stelde dat deze omstandigheden hem verhinderden om eerder terug te keren naar Nederland.

De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet heeft aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die het verlenen van bijstand onvermijdelijk maakte. De rechtspraak vereist dat voor het aannemen van zeer dringende redenen moet worden vastgesteld dat er een levensbedreigende situatie of blijvend ernstig letsel is. De enkele medische zorg die de appellant in Egypte nodig had, was volgens de Raad onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van een acute noodsituatie.

De rechtbank had eerder al geoordeeld dat er in de periode in geding geen acute noodsituatie was en de Raad heeft deze beslissing bevestigd. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen grond was voor schadevergoeding of voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17/836 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 december 2016, 16/3452 (aangevallen uitspraak), en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (college)
Datum uitspraak: 7 november 2017
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: A.M. Pasmans
Namens appellant is mr. J.G. Hage, advocaat, verschenen. Het college is, met bericht, niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Appellant ontvangt bijstand ingevolge de Participatiewet (PW). Tussen partijen is niet in geschil dat appellant in de periode van 21 oktober 2015 tot en met 6 november 2015 (periode in geding) langer dan toegestaan in Egypte heeft verbleven. Op grond van artikel 13,
eerste lid, aanhef en onder e, van de PW had appellant over deze periode geen recht op bijstand.
2. Appellant heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd dat in zijn omstandigheden zeer dringende redenen zijn gelegen, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW, om in de periode van 21 oktober 2015 tot en met 6 november 2015 toch bijstand te verlenen. Appellant is naar Egypte gereisd in verband met het overlijden van zijn broer. Vervolgens is appellant in Egypte in een ziekenhuis opgenomen wegens gastro-enteritis. Appellant was niet in staat eerder terug te vliegen dan op 6 november 2015. De lichamelijke verzwakking van appellant en het besmettingsgevaar voor derden leveren zeer dringende redenen op. Ter staving van zijn standpunt heeft appellant in hoger beroep een declaratie van zijn zorgverzekeraar overgelegd.
3. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808) moet voor het aannemen van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB vaststaan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, waardoor het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie is eerst aan de orde indien een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Deze rechtspraak heeft onder de PW zijn gelding behouden.
4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat in de periode in geding niet is gebleken van een dergelijke situatie. Met de overgelegde stukken heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat zijn lichamelijke verzwakking als gevolg van gastro-enteritis leidde tot een acute noodsituatie als hiervoor bedoeld. Het feit dat appellant in Egypte medische zorg nodig had is daartoe onvoldoende. De enkele stelling dat een kans bestaat op besmettingsgevaar voor anderen, wat daarvan ook zij, maakt dit niet anders.
5. Nu van een acute noodsituatie in de te beoordelen periode geen sprake was, behoeft de vraag of in die periode sprake was van behoeftige omstandigheden die op geen enkele andere wijze waren te verhelpen dan door het verlenen van bijstand geen bespreking meer.
6. Uit 1 tot en met 5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Gelet hierop bestaat geen grond voor schadevergoeding.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) A.M. Pasmans (getekend) W.H. Bel
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

HD