Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van zijn WAO-uitkering door het Uwv. Appellant, die zich op 4 november 2010 ziek meldde wegens psychische klachten, heeft in het verleden verschillende besluiten ontvangen van het Uwv, waarbij zijn recht op uitkering werd vastgesteld. Het Uwv heeft in eerdere besluiten geconcludeerd dat appellant niet arbeidsongeschikt is en heeft zijn verzoek om herziening afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn gepresenteerd die deze herziening zouden rechtvaardigen.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant opnieuw gesteld dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd en dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Hij heeft verzocht om een deskundige te benoemen voor onderzoek. Het Uwv heeft echter bevestigd dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere besluiten ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 1 december 2017 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. De Raad heeft de eerdere beoordelingen van de verzekeringsarts bevestigd en geconcludeerd dat de afwijzing van het verzoek om herziening terecht was. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige in te schakelen, aangezien de ingebrachte informatie geen evidente wijzigingen in het medisch toestandsbeeld van appellant laat zien. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.