ECLI:NL:CRVB:2017:4181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering op basis van medische grondslag en geschiktheid voor functies
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellante, die sinds 2006 met psychische klachten uitgevallen was, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herkeuring door het Uwv in 2013, waarbij beperkingen werden vastgesteld, werd haar uitkering per 1 maart 2014 beëindigd. Appellante was van mening dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische grondslag van het besluit deugde. In hoger beroep heeft appellante haar eerdere gronden herhaald, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies van het Uwv kon ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de FML voldoende rekening hield met de klachten van appellante. De Raad wees ook het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige te raadplegen af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 december 2017.