ECLI:NL:CRVB:2017:4183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van beroep wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 7 juni 2016, waarin het bezwaar van de appellant tegen een besluit van 7 januari 2016 ongegrond werd verklaard. De rechtbank had de appellant in kennis gesteld van de hoogte van het griffierecht en gevraagd om betaling binnen vier weken. Ondanks deze verzoeken heeft de appellant het griffierecht pas op 27 december 2016 betaald, wat na de gestelde termijn was. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat er geen verschoonbare reden was voor de te late betaling.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn gemachtigde de brieven van de rechtbank onjuist had geïnterpreteerd en dat er sprake was van een vergissing. De Raad overwoog dat de appellant de brieven had ontvangen en dat de redenen voor de te late betaling niet als verschoonbaar konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant welbewust een risico had genomen door niet tijdig te betalen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.