ECLI:NL:CRVB:2017:4206
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatie voor Persoonlijke Verzorging onder de AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder, tegen een besluit van het CIZ met betrekking tot de indicatie voor Persoonlijke Verzorging. Appellant, geboren op 18 februari 2012, lijdt aan het syndroom van Temple, fructokinase deficiëntie en chronische diarree. Het CIZ heeft op 8 augustus 2014 een indicatie verleend voor verschillende zorgfuncties, maar na een verzoek tot wijziging op 25 november 2014, is de indicatie aangepast. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanpassing, wat leidde tot een medisch advies van CIZ dat de ontwikkelingsachterstand van appellant bevestigde, maar niet voldoende onderbouwing bood voor een hogere indicatie.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het besluit van CIZ ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant opnieuw verzocht om een hogere indicatie voor Persoonlijke Verzorging, waarbij de moeder van appellant aanvoert dat de tijd voor verschoning van de luier onvoldoende is, gezien de beweeglijkheid van appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn onderbouwd en dat de indicatie van 4,08 uur per week voldoende ruimte biedt voor extra zorg indien nodig. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de AWBZ niet voorziet in het verschonen van beddengoed en kleding, wat onder de Wet maatschappelijke ondersteuning valt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.