ECLI:NL:CRVB:2017:4213

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
16-5509 AWBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 5 december 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/5509 AWBZ-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van 22 februari 2017 was gebaseerd op het feit dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald, binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekende brief van 14 oktober 2016. Appellant, vertegenwoordigd door R.J.M.M. van Dam, heeft verzet aangetekend, maar beide partijen zijn niet verschenen tijdens de zitting op 24 oktober 2017.

In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellant geen verklaring gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, maar heeft zij wel de gronden uiteengezet waarom appellant het niet eens was met de eerdere uitspraak. De Raad heeft overwogen dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat het verzuim appellant niet kan worden verweten. Daarom is het verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in deze zaak.

De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in aanwezigheid van N.L. Kuipers als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 december 2017
16/5509 AWBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 19 juli 2016, 15/4638 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Zilveren Kruis Zorgkantoor

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 22 februari 2017 heeft de Raad het namens appellant door
R.J.M.M. van Dam ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft Van Dam verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 24 oktober 2017. Beide partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 22 februari 2017 berust op de overweging dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 14 oktober 2016 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellant geen verklaring gegeven voor het feit dat het griffierecht niet is betaald. Zij heeft - slechts - aangegeven op welke gronden appellant het niet eens is met de aangevallen uitspraak. Nu overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat het verzuim appellant niet kan worden verweten, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2017.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

HD