ECLI:NL:CRVB:2017:4231
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WIA-uitkering wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een WIA-uitkering ontvangt. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van de appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 april 2016, waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 45 tot 55%. Het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank Amsterdam had deze beslissing bevestigd in een eerdere uitspraak op 10 maart 2017.
De appellant stelde dat hij het besluit pas op 7 juni 2016 had ontvangen, omdat het per abuis op het adres van zijn neef was bezorgd. De rechtbank oordeelde echter dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad bevestigt deze overwegingen en stelt vast dat de bezwaartermijn liep van 29 april 2016 tot en met 9 juni 2016. Aangezien het bezwaarschrift pas op 30 juni 2016 ter post was bezorgd, was het niet tijdig ingediend.
De Raad komt tot de conclusie dat de argumenten van de appellant niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van de appellant. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 december 2017.