ECLI:NL:CRVB:2017:4262
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boetebesluit en herziening van bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gouda, waarbij de bijstand van appellant is ingetrokken en een boete is opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand, maar het college heeft vastgesteld dat hij zijn woonadres onjuist heeft opgegeven, waardoor zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het college heeft op 7 januari 2015 de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 1.199,86 teruggevorderd. Tevens is er een boete van € 899,90 opgelegd, waartegen appellant geen bezwaar heeft gemaakt.
Na een aantal besluiten en herzieningen heeft het college op 24 juli 2015 het terug te vorderen bedrag vastgesteld op € 907,96 en de boete verlaagd tot € 656,18. Appellant heeft echter geen rechtsmiddel aangewend tegen het oorspronkelijke boetebesluit, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 30 april 2015 ongegrond verklaard en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er geen sprake is van schending van de inlichtingenverplichting en dat een matiging van de boete aangewezen is.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college de boete terecht heeft vastgesteld op 75% van het benadelingsbedrag, en dat er geen grond is voor herziening van het boetebesluit. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.