ECLI:NL:CRVB:2017:427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om verhoging van het persoonsgebonden budget (pgb) voor 2013 in het kader van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een verzoek van appellante, als enig erfgename van betrokkene, om verhoging van het persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2013. Het Zorgkantoor had dit verzoek afgewezen, met de argumentatie dat de regelgeving geen mogelijkheid biedt voor verhoging van het pgb bij een indicatie voor Zorgzwaartepakket (ZZP) VV5. De rechtbank had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, en appellante heeft dit besluit bestreden in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat het wettelijk stelsel geen ruimte biedt voor meerzorg bij een ZZP VV5. Het Zorgkantoor had in een eerdere communicatie niet duidelijk gemaakt dat de regelgeving geen verhoging van het pgb toestaat, maar de Raad oordeelde dat dit niet leidt tot een geslaagd beroep op gerechtvaardigd vertrouwen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen onrechtmatig besluit was genomen door het Zorgkantoor. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgaanbieders om duidelijk te communiceren over de mogelijkheden en beperkingen van de regelgeving omtrent pgb's, vooral in situaties waar zorgbehoefte en indicaties aan de orde zijn. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop zorgkantoren omgaan met verzoeken om verhoging van pgb's en de verwachtingen die zij scheppen bij cliënten.