ECLI:NL:CRVB:2017:4341
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Commissie Sociaal Domein bij afwijzing aanvraag bijzondere bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand werd afgewezen. Appellant had op 9 september 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand in zes procedures. Het college van burgemeester en wethouders van Breda heeft deze aanvraag op 16 november 2015 afgewezen, omdat de kosten waren gemaakt voordat de aanvraag was ingediend. De Commissie Sociaal Domein handhaafde dit besluit bij een later besluit op 23 februari 2016. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat de kosten van rechtsbijstand waren ontstaan vóór de aanvraagdatum en er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij pas na het verzamelen van alle benodigde documentatie de aanvraag heeft ingediend en dat er bijzondere omstandigheden zijn die verlening van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Commissie Sociaal Domein niet bevoegd was om in mandaat te beslissen, maar dat appellant door dit bevoegdheidsgebrek niet is benadeeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet heeft aangetoond dat hij door ziekte niet eerder in staat was om de aanvraag in te dienen en geen concrete bijzondere omstandigheden heeft aangedragen die tot verlening van de bijzondere bijstand zouden moeten leiden. Het hoger beroep wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.