ECLI:NL:CRVB:2017:4390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- P.W. van Straalen
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet wonen op uitkeringsadres en de geldigheid van een niet ondertekende verklaring
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 22 november 2005 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft na een anonieme melding een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstand per 2 oktober 2014. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat hij niet op het uitkeringsadres woonde. Hij betwist ook de geldigheid van zijn verklaring die hij op 16 oktober 2014 heeft afgelegd, omdat deze niet ondertekend was en hij meent dat de vraagstelling suggestief was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de verklaring, hoewel niet ondertekend, wel degelijk gebruikt kon worden omdat deze was opgenomen in een op ambtseed opgemaakt rapport. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de geldigheid van de verklaring rechtvaardigen.
De Raad concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde en dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.