ECLI:NL:CRVB:2017:442
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WMO-opvang en de rol van Vrijheidsbeperkende Locaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaard. Appellant, een vreemdeling volgens de Vreemdelingenwet 2000, had een aanvraag ingediend voor opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke aanvraag door het college was afgewezen. Het college had de aanvraag van appellant als een verzoek om opvang aangemerkt en deze afgewezen op 4 juli 2014. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd op 6 oktober 2014 ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank niet tot de conclusie is gekomen dat er een onvoorwaardelijk recht op opvang bestaat, zoals appellant had betoogd. De Raad heeft verder overwogen dat opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang, en dat deze opvang de noodzaak voor opvang op grond van de Wmo wegneemt. Hierdoor is de Raad van oordeel dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 februari 2017.